In de jurisprudentie lijkt een tendens waarneembaar die erop neerkomt dat het moeilijker is geworden om door verjaring eigenaar te worden van stroken publieke grond dan van particuliere eigendom (ECLI:NL:PHR:2016:198), r.o. 2.10-11 bij HR 8 juli 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1469). De advocaat Generaal schrijft onder meer: “Het is niet ongebruikelijk dat eigenaren of gebruikers van belendende privépercelen gebruik maken van stroken publieke eigendom en/of deze onderhouden ter verhoging van het genot van hun privépercelen. Enige ondubbelzinnige blijk van enige pretentie van de niet-rechthebbende om de strook grond voor zichzelf te houden, kan daar niet zonder meer in gelegen worden geacht”.
In HR 24 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:309) heeft de Hoge Raad gemeentes kennelijk nóg een handje willen helpen door in een zogeheten “obiter dictum” oftewel: overwegingen ten overvloede aan te geven de bezitter te kwader ook na door verjaring eigendom te hebben verkregen nog bloot kan staan aan een vordering uit onrechtmatige daad. Een persoon die een zaak in bezit neemt en houdt, wetende dat een ander daarvan eigenaar is, handelt tegenover die eigenaar immers onrechtmatig. Dat brengt mee dat degene die door verjaring de eigendom heeft verloren, kan vorderen dat hem door de bezitter de schade wordt vergoed die hij als gevolg van dat onrechtmatig handelen lijdt.
In een dergelijk geval ligt het volgens de Hoge Raad voor de hand dat de rechter op de voet van art. 6:103 BW de bezitter veroordeelt bij wijze van schadevergoeding de wederrechtelijk in bezit genomen zaak aan de benadeelde in eigendom over te dragen (schadevergoeding in natura). In een aantal gevallen biedt deze opening nog soelaas voor een partij die door verjaring de eigendom al was kwijt geraakt.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen.