Tracébesluiten op grond van de Tracéwet maken de aanleg of aanpassing (verbreding) van rijkswegen, spoorwegen of vaarwegen mogelijk. Hoewel Tracébesluiten het algemeen belang dienen, veroorzaken deze besluiten ook regelmatig schade. Schadevergoeding voor rechtmatig overheidshandelen wordt ook wel nadeelcompensatie genoemd. Wat is de bevoegdheid rechter bij schade door Tracébesluit? In het kader van Tracébesluiten gaat het veelal om waardevermindering van een woning of inkomensschade bij bedrijven. In augustus 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) twee belangrijke uitspraken gedaan over de vraag welke rechter bevoegd is om te oordelen over nadeelcompensatiebesluiten van de minister.
Geruime tijd was het uitgangspunt dat tegen nadeelcompensatiebesluiten op grond van de Tracéwet eerst bezwaar moest worden gemaakt bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Daarna kon beroep worden ingesteld bij de rechtbank (sector bestuursrecht) en vervolgens hoger beroep bij de ABRvS.
In de uitspraak van 8 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:6221) heeft de ABRvS beslist dat de ABRvS voortaan in eerste en enige aanleg oordeelt over nadeelcompensatiebesluiten op grond van de Tracéwet. Dus na de bezwaarschriftprocedure bij de minister dient direct beroep ingesteld te worden bij de ABRvS. De bestuursrechter van de rechtbank is niet langer bevoegd om over deze besluiten te oordelen.
Als motivering voor deze nieuwe lijn verwijst de ABRvS naar bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht. In deze bijlage – de zogenaamde bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak – staat dat de ABRvS in eerste en enige aanleg oordeelt over besluiten op grond van de Tracéwet. Daaronder vallen nu ook nadeelcompensatiebesluiten op grond van de Tracéwet.
De uitspraak van de ABRvS van 22 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2769) borduurt voort op de uitspraak van 8 augustus 2018. In de uitspraak van 22 augustus 2018 was door een bedrijf verzocht om de vergoeding van inkomensschade. De inkomensschade had twee oorzaken:
De ABRvS merkt op dat de inkomensschade als gevolg van de uitvoeringswerkzaamheden strikt genomen niet binnen het bereik van artikel 22 van de Tracéwet (‘het schadeartikel’) valt. De reden daarvoor is dat deze schade niet kan worden aangemerkt als een rechtstreeks gevolg van het Tracébesluit, maar van daaruit voortvloeiende uitvoeringshandelingen. Formeel gezien zou dan ook niet de bestuursrechter, maar de civiele rechter bevoegd zijn om daarover te oordelen vanwege het ontbreken van processuele/formele connexiteit.
De ABRvS overweegt echter dat de schade als gevolg van de uitvoeringswerkzaamheden zozeer samenhangt met de schade die een Tracébesluit zelf meebrengt, dat het onwenselijk zou zijn als het beroep opgesplitst zou moeten worden en door twee verschillende rechterlijke colleges behandeld zou moeten worden. De ABRvS acht zich in het vervolg dan ook in eerste en enige aanleg bevoegd om kennis te nemen van beroepen die niet alleen betrekking hebben op schade die een Tracébesluit zelf meebrengt, maar mede op schade door feitelijke (uitvoerings-)werkzaamheden die voortvloeien uit een Tracébesluit.
Mocht u naar aanleiding van het voorgaande vragen hebben, neemt u dan gerust contact met mij op: ineke@zypp.nl.